Nu en dan komt Toon langs op mijn atelier. Wat me iedere keer opvalt is hoe dat hij niet alleen heel scherp kan kijken, maar dingen ook heel scherp onder woorden kan brengen. Met weinig woorden, vaak met humor, maar altijd raak. Hij zou een uitstekende academie docent zijn.

Dat maakt het praten over zijn werk een beetje als het begeven op glad ijs, maar toch is dat wat ik wil doen. Samen met jullie kijken naar zijn nieuwste werk.

Wat laat hij nu eigenlijk zien, wat doet hij met zijn verf en welk verhaal vertelt hij?

Waar jaren geleden wouden, bomen het onderwerp waren zijn het nu ruimtes. Lege ruimtes, dat wil zeggen zonder mensen. Maar ze hebben wel net het toneel verlaten en we zien de sporen van hun bezigheden.
Waren het eerst museumzalen, centra van macht; nu zijn het vaak ateliers en huizen. Shelters.
Toen ik voor het eerst ‘Room’ zag moest ik onmiddellijk denken aan Caspar David Friedrich. In 1805 schilderde hij zí’jn atelier aan de Elbe, ook met net zo’n openstaand raam. Hoewel Toon dit werk niet kende is de parallel fascinerend.

The Room, 81x61cm, 2018, gemengde techniek op paneel
Dat openstaande raam betekent iets: een atelier is een plek om je terug te trekken, waar je vrij bent, een eiland om te ontsnappen aan de wereld maar ook een plek waar je over die wereld nadenkt. Naar mijn idee staat dat open raam van Friedrich daarvoor. Hoe verhoud je je als kunstenaar tot de buitenwereld? Dat is een vraag die elke kunstenaar zich moet stellen en die ook nu actueel is. Gijs Frieling stelt in een artikel waarin hij de achtergrond van zijn kunstwerk Ex Voto beschrijft dat de kunstenaar zich in steeds kleiner cirkels beweegt als kunst alleen over kunst zelf gaat. Hij gebruikt hier ter illustratie onder meer de zwarte cirkel van Malevitch voor, door Malevitch zelf ook gezien als het einde van de schilderkunst: het raam van het atelier leek dicht te gaan.
Leek dicht te gaan, want hedendaagse kunstenaars stellen weer vragen: wat is de betekenis van de schilderkunst vandaag de dag, wat is de betekenis van de kunstenaar in het maatschappelijk debat, moet engagement een rol spelen bijvoorbeeld? In zijn serie over museumzalen deed Toon daar uitspraken over: het zijn machtscentra, net als het Paleis op de Dam dat ook meermalen figureerde. Deze plekken neerzetten als machtscentra geeft stof tot nadenken.
In die tentoonstellingsruimtes werd een verhaal verteld door vragen op te roepen. Wie heeft dit samengesteld? Waarom? Waar is het publiek? En ook: die prachtige schilderijen die erin hangen, wie heeft die gemaakt? Ja, Toon. Maar het suggereert andere makers en tegelijkertijd zit er het element van de lange neus in: kijk mij eens even en passant nog even een heel ander oeuvre maken want die dingen die daar hangen zijn óók verrekte goed en ze bestaan ook als echte kunstwerken, al worden ze gesuggereerd in een ander kunstwerk dat op zijn beurt weer suggestie is, als ruimte op een plat vlak.
Nu zien we opnieuw intrigerende lege ruimtes, de verlaten rationele Bauhaushuizen in het contrasterende romantische groen, het unheimische gevoel dat er ergens mensen moeten zijn en de vraag wie dat dan wel zijn die zo chic en toch eenzaam wonen. Of de verlaten ateliers waar de kunstenaar kan schuilen, een shelter kan vinden maar waar dat raam toch open staat omdat de wereld bekeken moet worden. Of is het omdat de wereld meekijkt: zijn we wel zo vrij? Allemaal vragen die al kijkend opkomen.

Royale, 170x122cm, 2013, Acryl en olieverf op paneel
Onlangs heeft het Dordrechts Museum een tentoonstelling over hedendaagse Nederlandse schilderkunst georganiseerd, compleet met een catalogus met interviews met de geëxposeerde kunstenaars. Wat steeds terugkwam waren uitspraken over wat nou de lading aan een schilderij gaf en of de schilderkunst een geschikt voertuig is voor maatschappelijk engagement: daar was men doorgaans negatief over en steevast werd als echt betekenisgevend genoemd de worsteling met de verf, het ‘door het materiaal heen gaan’.
Worstelen, door het materiaal heen gaan.. in hoeverre doe je dat ook als je een schilderij opnieuw maakt?
Toon adviseerde mij eens een schilderij gewoon nog een keer te maken, om zo bepaalde hinderlijke structuren die er nu in zaten te vermijden. Ik wist eigenlijk niet wat ik hoorde: die hinderlijke structuren waren collateral damage, voortkomend uit de nu eenmaal onvermijdelijke strijd met het materiaal. En, volgens mij toen, een noodzákelijke strijd om het werk zijn lading te geven.
Na dit exposé van mij vroeg Toon alleen maar ironisch of ik soms gereformeerd was opgevoed.
Hij maakt schilderijen meerdere keren, soms op verschillende formaten, en ze blijven goed of worden zelfs beter.
Bijvoorbeeld bij een ander atelier, dat van Bacon, de man’s cave in optima forma: meerdere malen heeft het gefigureerd goed bleef het. Dat gebeurt zo en passant, maar het is heel bijzonder

Sweet Francis, 82x80cm, 2016, gemengde media op paneel

Op dat keiharde, ongevoelige masoniet, met maar zo weinig verf. Bijna een wonder dat je zo subtiel en gelijk zo sterk en trefzeker op dit materiaal kunt werken. En dan alle vindingrijke ingrepen waarmee voorkomen wordt dat de aandacht teveel gaat naar die perfecte techniek: de gelachtige substantie van de bomen, bijna vies, de houten latjes die houten latten verbeelden en je laat nadenken over een ander element van de schilderkunst: de suggestie van de werkelijkheid,, de wereld buiten het schilderij, weergegeven door iets uit die werkelijkheid.
Er is kortom weer ongelooflijk veel te zien, er worden in ieder schilderij vragen gesteld die uitnodigen om lang te kijken en dat moeten we eigenlijk maar eens gaan doen.

Gijs Noort 2018